Hij kwam in 1975 bij NEC en was vervolgens 46 van de daaropvolgende 50 jaar actief bij de club in Nijmegen. Ron de Groot doet een stap terug in De Goffert en bekijkt alles nu vanaf de zijkant. ForzaNEC sprak met hem over zijn jaren in Nijmeegse dienst. “Ik heb het geluk gehad dat ik zo lang voor deze club heb mogen werken, zo zie ik dat.”
Wanneer Ron de Groot door De Goffert loopt, is dit een gevoel van thuis. Zo praat hij nog wat met jeugdtrainer en oud-speler Rutger Worm voordat het interview begint. Hij is nu wat minder vaak op de club te vinden dan voorheen, maar dat betekent niet dat hij alles zomaar loslaat. “Alle thuiswedstrijden zit ik hier op de tribune en de uitwedstrijden volg ik via de televisie.”
Tekst gaat verder onder de link.
Terug naar 1975
Precies 50 jaar geleden kwam De Groot bij NEC. Samen met twee anderen maakte hij de overstap van Blauw-Wit naar de Nijmegen Eendracht Combinatie. “Toen was ik veertien of vijtienjaar oud ongeveer. Dat was een mooie periode. Ik begon als tweedejaars C en later kwam ik bij de A in de geselecteerde jeugd. Dan speelden we altijd onze thuiswedstijden op zondagochtend om 10.00 uur. Wij waren kampioen van de regio en mochten daarna naar Zeist om daar om het landskampioenschap te strijden. Dat lukte. Het rare daarvan was: het was een talentvolle groep met veel goede spelers, maar eigenlijk ben ik de enige geweest die daarvan is doorgebroken. Als A-speler zit je toch al kort op de senioren. Misschien is dat toch een beetje geluk geweest voor mij.”
Net voordat hij naar de hoofdmacht overgeheveld werd, speelde De Groot vooral bij het tweede. Dat zorgde voor een druk programma in het weekend. “Het tweede speelde op zaterdagmiddag. Een dag later speelde ik ook weer met de A1 mee, dus twee duels per weekend. Tegenwoordig word je raar aangekeken als je dat zegt, want dat bestaat helemaal niet meer. Ik ben daardoor sterker geworden, want je werd echt mentaal gevormd. Al moet ik wel zeggen dat je aan het einde van het seizoen helemaal kapot was. Dan kon je geen bal meer schieten.”
Gek gras in Barcelona
Als speler maakte Bikkeltje zowel hoogte- als dieptepunten mee. Als hij terugdenkt aan die tijd, is er natuurlijk één echte uitschieter naar boven: de Europese duels tegen FC Barcelona. “Vanuit de Eerste Divisie haalden wij de bekerfinale tegen Ajax. We verloren helaas, maar mochten wel Europa in. Eerst tegen Brann Bergen in Noorwegen. Daarna kregen we Barcelona. Toentertijd zaten er misschien zo’n twee- à drieduizend mensen in het stadion. Nadat de loting geweest was, stonden er bij De Goffert rijen met mensen om een kaartje te kopen. Het was echt een happening. Het ging alleen maar daarover. Volgens mij zaten er uiteindelijk dertigduizend man in het stadion.”
“Voor ons als spelers was het geweldig. Maradona speelde toen bij hen. Hij deed uiteindelijk niet mee vanwege een blessure, maar dat elftal zat vol topspelers. De halve nationale selectie van Spanje speelde bij Barcelona.” De selectie van NEC kwam juist voornamelijk uit de regio. “Wij hadden veel spelers uit Nijmegen en omstreken, zoals Toon Willems, Erik van Rossum, Frans Janssen, Henk Grim, Carlos Aalbers en Anton Janssen, om maar wat namen te noemen. Het was echt een soort regioteam.”
Tekst gaat verder onder de afbeelding.

“Op de dag voor de wedstrijd gingen we naar een hotel toe. Dat deden we anders nooit. We kwamen vrij laat aan bij het stadion, want het was superdruk op de weg. Dat waren wij helemaal niet gewend. De Havenzangers traden hier op voor de Hazenkamptribune en het hele stadion zong mee. Je komt natuurlijk 2-0 voor. Een goede wedstrijd van ons, met veel spektakel. Desondanks verlies je met 2-3.”
Een tijdje later vertrok de Nijmeegse formatie naar Spanje voor het uitduel. Eén specifiek detail is De Groot bijgebleven uit die tijd. “Je traint een dag van tevoren in het stadion en het gras viel me heel erg op. Het was veel dikker dan in Nederland. Dat vond ik vrij apart. Dan speel je die wedstrijd en is het eigenlijk alleen maar tegenhouden en de schade proberen te beperken. Al moet ik zeggen dat we in het begin van de wedstrijd twee grote kansen kregen om op voorsprong te komen. Voor hen was het een tussendoortje, dus er zaten van hen niet heel veel mensen. Daardoor vond ik de thuiswedstrijd met alle sfeer eromheen mooier.”
Blessures
Hoewel een NEC zonder De Groot niet voor te stellen is, speelde de middenvelder ‘maar’ iets minder dan 200 duels voor profclub uit zijn stad. Dat is een stuk minder dan andere NEC-iconen zoals Sije Visser (490), Frans Janssen (468) en Carlos Aalbers (466) bijvoorbeeld. Dat had vooral met blessureleed te maken. “Ik was al vrij vroeg in mijn carrière geblesseerd aan mijn enkels en mijn voeten. Toen zeiden ze al dat het niet te lang zou duren. Uiteindelijk heb ik het nog best lang volgehouden, al was ik ook veel geblesseerd. Ik ben ook twee à drie keer geopereerd en daardoor ook vroeg afgekeurd op mijn 28e. Daardoor ben ik niet tot de 400 wedstrijden gekomen, maar tot ongeveer de helft. Dat is nog steeds heel wat, maar het hadden er zeker meer kunnen zijn.”
Na vier jaar niet bij NEC actief te zijn, keert De Groot in 1992 terug. Hij heeft zijn trainersdiploma’s op zak en gaat weer aan de slag bij de Nijmegenaren. Dat was toch even wennen. “Het leven als speler, is het mooiste wat er is. Dan heb je meer vrijheid. Als trainer ben je continu aan het denken: hoe gaan we dit doen, hoe gaan we dat doen, trainingsvormen etcetera. Als speler ben je de ontvanger en moet je het uitvoeren. Wanneer je trainer bent, ben je de zender en moet je veel denken. Dat is een wereld van verschil. Geestelijk is dat erg zwaar.”
Tekst gaat verder onder de afbeelding.

Uiteindelijk werkt De Groot 33 jaar in de technische staf van NEC. “Het belangrijkste is dat je er plezier in hebt, maar je moet ook open, eerlijk en zo dicht mogelijk bij jezelf blijven. Je ziet tegenwoordig minder dat mensen langer bij een club blijven. Toen had je hoofdtrainers, assistenten en keeperstrainers bijvoorbeeld, die bij een club hoorde. Nu brengt iedereen zijn eigen technische staf mee. Het is komen en gaan. Ik ben de club dankbaar dat ik hier zo lang heb mogen blijven.”
Hoofdtrainer
In de staf vervulde hij meerdere rollen. Zo stond hij er altijd als een hoofdtrainer ontslagen werd. Zelf hoofdtrainer worden bij zijn NEC, was echter nooit een optie. “Dat heb ik eigenlijk ook altijd gezegd”, vertelt De Groot. “Ik ben natuurlijk een geboren Nijmegenaar en woon vlakbij het centrum. Altijd maar op het moment dat je naar buiten liep, word je daarop aangesproken. Daar liep ik niet voor weg, maar dat wilde ik eigenlijk niet. Voor mij is dat nooit een optie geweest. Als interim heb ik het wel gedaan. Als het moet dan moet het en dan doe ik het ook graag.”
De Groot benadrukt dat hij als assistent met alle hoofdtrainers een goede band had. Toch waren er een paar met wie hij echt goed klikte. “Met Calderwood deden we het goed. Dat was echt een voetbaldier, maar ook met humor. Dan had je Mario (Been, red.) natuurlijk en Johan (Neeskens, red.). Dat waren allemaal normale mensen, waar ik goed mee kan. Je eigen bloedgroep zeg maar. Het waren natuurlijk ook allemaal oud-spelers, die normaal gedrag vertoonden en normaal in de maatschappij stonden. Gewoon normaal gedrag, dat spreekt mij aan. Niet eentje die het allemaal beter weet. Rogier (Meijer, red.) natuurlijk ook. Daar heb ik een hele goede periode mee gehad. Dat zijn vaak ook de trainers die hier het langst gezeten hebben. Daar dacht ik laatst aan.”
Tekst gaat verder onder de afbeelding.

Als assistent-trainer maakte De Groot misschien nog wel meer mee dan als speler. “De mooiste wedstrijden zijn als het ergens om gaat. Dat kan om play-offs gaan, maar ook in de strijd om degradatie. De mindere zijn natuurlijk als degradatie werkelijkheid wordt, al is dat niet op één wedstrijd gebaseerd. Maar kijk naar wat we onder Neeskens gepresteerd hebben: een vijfde plek en rechtstreeks Europees voetbal. Dat was iets unieks. Na die wedstrijd tegen RKC, waarin Jarda Simr de winnende maakte, kwamen we terug in Nijmegen met een vol Kelfkensbos. Dat zijn de mooie dingen. Ook als trainer staan de Europese wedstrijden natuurlijk erg hoog. Denk aan Udinese-thuis. Daarin zat alles mee, echt fantastisch.”
Toch is het niet zo dat De Groot hier vaak aan terugdenkt. “Eigenlijk niet, daar ben ik vrij nuchter in, dus dat valt allemaal wel mee. Tuurlijk zie je soms de beelden voorbijkomen of denk je er eventjes aan terug, zeker nu richting het jubileum, maar het is niet dat ik er vaak over nadenk.”
‘Mijn club’
De Groot is een icoon van NEC, al ziet hij dat zelf niet per se zo. “Daar mogen anderen over oordelen, dat doe ik zelf niet”, lacht hij wat ongemakkelijk. “Ik heb het geluk gehad dat ik zo lang voor deze club heb mogen werken, zo zie ik dat. Ik vind dat geluk daar een rol in speelt. In ‘92 hadden er ook andere bestuursleden kunnen zitten die dan zeiden: ‘We hebben niks aan De Groot. Laten we afscheid van hem nemen’. Dat had zomaar gekund.”
Nu komt er dus een afscheid aan voor De Groot, in de vorm van een jubileumwedstrijd voor het 125-jarig bestaan van NEC. Dan zal hij voor het laatst op de bank zitten in Nijmegen. Tegenover hem staat zijn vriend en oud-collega, Mario Been. De jaren die de twee samen beleefden in Nijmeegse dienst, zullen niet gauw overtroffen worden. “Dat halfjaar met Mario in 2008, toen wonnen we bijna alles. Daarvoor hadden we bijna dezelfde groep, maar dan zie je hoe zoiets in één keer kan omdraaien. Daarom zeg ik ook altijd: ga door met waar je mee bezig bent. We hadden net zo goed rare dingen kunnen gaan doen.” Al was het omgooien van de tandenstokers best gek toch? “Ja, maar dat was het bijgeloof van Mario hè”, lacht De Groot. “Maar snap je wat ik bedoel? Als wij andere dingen hadden gedaan, was het misschien niet zo gebeurd.”
Tekst gaat verder onder de afbeelding.

Als toeschouwer zal De Groot nog vaak in De Goffert te zien zijn. Daar geniet hij, want er is ook een last van zijn schouders gevallen. “Ik kijk nu vanaf de zijkant en krijg niet meer alles mee. Maar ik geniet elke keer als ik op de tribune zit. Ze spelen leuk en aanvallend voetbal, waarmee het alle kanten op kan. Dat maakt het aantrekkelijk. Ik mis de dugout niet echt. Dat komt misschien omdat ik zo lang stilgezeten heb. Je moet altijd honger blijven houden en door wat er vorig jaar gebeurd is, is die honger er niet meer zo. Het is nu meer ontspannen. Normaal op een wedstrijddag ging je van hot naar her. Nu denk ik: dit is ook wel lekker.”
Want alles rondom NEC houdt hem nog altijd bezig. Wanneer De Groot gevraagd wordt naar wat NEC voor hem betekent, valt hij even stil. “NEC is mijn club. De club van Nijmegen. Er is een hele goede band tussen de mensen hier en de club. Alles wat er gebeurt rondom de club grijpt je aan, positief of negatief. Rood, groen, zwart zit in je bloed.”
De Groot blijft zeer waarschijnlijk aan de club verbonden, maar in welke rol is nog niet duidelijk. Dit zal meer op de achtergrond zijn.
In aanloop naar de jubileumwedstrijd zal er nog een tweede deel van het interview met Ron de Groot online komen op deze website.
Foto’s: Rob Koppers, Orange Pictures en NEC Media



