Randy Wolters heeft er lang op moeten wachten, maar maakte vrijdag dan eindelijk zijn debuut in De Goffert. De van een blessure herstelde aanvaller werd nog voordat hij binnen de lijnen kwam luidkeels toegezongen door het NEC-publiek. De Nijmegenaren wonnen met 4-1 van Jong FC Utrecht en Wolters genoot van de avond.
"Mooi man. Kippenvel-momentje", begon Wolters tegen ForzaNEC.nl over zijn invalbeurt. "Dit vergeet ik niet snel. Bizar. Dit doet me heel veel. Echt heel veel. Ik had me er wel iets bij voorgesteld. Ik kreeg veel berichten, kan helaas niet op alles reageren, maar het gevoel dat ik kreeg… belachelijk mooi. Ik had wel iets verwacht, maar niet zo."
"Dit geeft me alleen maar mee energie om hard te werken voor deze club, want deze club verdient veel meer dan dit", vervolgde de aanvaller. "De fans verdienen meer. Ik hoop dat de negatieve sfeer snel verdwijnt en dat het alleen maar positief gaat worden. Het nuilen hoort er wel een beetje bij, maar ik hoop vanaf nu op een stijgende lijn. Er moet wel hard voor gewerkt worden. Ik hoef niet meer toe te kijken, kan er eindelijk invloed op uitoefenen."
Wolters liet zich ook meteen zien op het veld. "Ik had twee, drie lekkere acties. Dat werkt ook mee. Ik ben blij dat het zo uitpakte. Alles klopte. Zoals we het van tevoren hadden bedacht, zo is het gegaan. De wedstrijd moest er wel naar zijn zodat ik kon invallen. Gelukkig kon ik wat acties maken."
Bij het NEC-publiek werd Wolters de afgelopen maanden populair, bijvoorbeeld met grappige video’s op social media. "Het zit een beetje in me. Ik ben een beetje een druktemakertje, lekker aanwezig. Ik doe gewoon m’n ding en probeer zo hard mogelijk te werken voor de club. Ik zal heus ooit nog wel eens commentaar krijgen van ‘daar heb je hem weer’, maar zo ben ik. Ik ben blij dat iedereen het tot nu toe niet erg vindt."
Volgende week verwacht Wolters er op bezoek bij SC Cambuur weer bij te zijn. "In principe wel. Ik ga dinsdag eerst met Jong mee, volgens mij zestig minuutjes maken, en daarna zien we weer hoe het vrijdag gaat."
Foto: Rob Koppers