In Tikkie-Takka schrijven Dirk en Chiron elkaar wekelijks over hun liefde voor Nijmegen, NEC en alles daaromheen. Met een vrolijke noot en sarcastische blik sparen ze niemand, laat staan elkaar. Ze delen één gevoel: zelfs vier jaar ploeteren in Eerste Divisie is geen reden om niet meer van het rood-groen-zwart te houden.
Ha Chiron,
Wat een opsomming aan cultfiguren in je tikkie zeg. Genieten! Tekende onze Verlosser echt een lul in plaats van zijn handtekening? Ha, ha! Misschien had je hem niet naar zijn palmares moeten vragen en had je het gewoon verdiend. Ik kan me voorstellen dat je toen al aan stoelpoten zaagde. Enfin. Laat ik er niet omheen draaien: in jouw avonturen met die jeugdhelden en in namen als Gentenaar en Van Eijkeren schuilt natuurlijk wel ons bestaansrecht. Niet in de resultaten op het veld of in het beleid van Wilco, waar je ook veel over schrijft. Want zeg nou zelf, ken jij een echte NEC’er die de gang naar de Goffert maakt omdat we het zo goed doen? Ik kan me haast niet meer herinneren dat we ooit nog goed hebben gevoetbald. Maar ja, laat ik anders zelf eens vertellen hoe ik bij NEC terecht ben gekomen.
Ergens in 1994 verveelde ik me gruwelijk. Tenminste, ik kan me geen andere reden bedenken waarom mijn moeder me als 9-jarig jochie naar de opendag van NEC zou meenemen. Ze had een hekel aan voetbal en in de jaren die volgden zou ik met m’n vader naar het stadion gaan. Maar die middag dus niet. Het was mijn eerste kennismaking met het oude Goffertstadion. Ik kan me nog een paar dingen herinneren: het voorplein met een grootse entree. De wandelgang naar het veld en vervolgens een moment waarbij ik door de bliksem leek getroffen. Gekleurde stoeltjes, de wielerbaan waar ik overheen mocht rennen en oud-Hollandse spelletjes op de sintelbaan. Fan-tas-tisch. Er stonden standjes met wat meuk, maar eentje vond ik erg interessant. Op wat houten planken lagen wel duizend koetjesrepen, minstens. Keurig geordend met het Delfts blauwe koeienlogo naar boven: ‘Feur vijftig cent mag je er eentje omdraaien, asser NEC op de achterkant stit hejje prijs’, zei een lachende dame met een koetje op haar schort. Moeder gaf me vijf duppies en met een simpele transactie ontstond de magie. Ik voelde me Sjakie in de chocoladefabriek. Het gouden wikkel lag misschien wel voor m’n neus te schitteren en nu mocht ik zomaar kiezen. Zonder twijfel draaide ik er eentje om. Waarom zou je nog twijfelen als iemand anders die krengen had omgedraaid? Verlegen liet ik het resultaat aan mijn moeder zien, terwijl ik al wist dat ik iets had gewonnen: N.E.C., stond er met puntjes en slordig met een zwarte markeerstift op de reep geschreven. Hoera! ‘Alsjeblieft, deze pet is voor jou’, zei de dame. Ik was zo blij, Chiron. Man, ik voelde me niet Sjakie in de chocoladefabriek, ik wás Sjakie. De Goffert was mijn fabriek. Al moet ik zeggen dat die vergelijking met een koetjesreep misschien wat gemakkelijk is en een reep waar geen cacao in zit misschien wel heiligschennis ten opzicht van Roald Dahl. Ach fuck it, die gast heeft toch nooit bij NEC gespeeld. ‘Waarom vraag je niet of die mannen daar hun handtekening op de pet willen zetten?’, vroeg mijn moeder. ‘Dat zijn de spelers van NEC, zij spelen in dit stadion’. Hier? In de tempel die zojuist mijn hart had veroverd? De dame achter de balie gaf me een pen. Ze zal wel hebben genoten van de ogen van een jongetje dat blij was met een fucking koetjesreep.
‘Mag ik uw handtekening?’ Ik vroeg het aan een boomlange meneer. Niet eerder had ik zo’n lange meneer gezien en blijkbaar speelde hij bij de club waar ik per direct bij wilde horen. ‘Natuurlijk jongen’, zei hij ook nog. Gelukkig had hij een leesbaar krabbeltje gezet. ‘Lok’, stond er. De kop was eraf en een rondgang langs helden in wording volgde: Ülrich Cruden, Mark Verhoeven, Erick Stock. Gekkenhuus, die pet heb ik trouwens nog steeds. Ik geloof niet dat ’ie geluk brengt ofzo, maar het vormt wel een mooie herinnering aan betere tijden. Als we weer in een winderig kutstadion worden verslagen door een tegenstander met een sponsor in de stadionnaam. Vanaf die dag ben ik fan, Chiron. Ik wil de mannen zien spelen die mijn petje hadden behandeld. Mannen die trots waren dat ze hun handtekening mochten geven. Overigens moest ik bij eentje lachen. ‘Aalbers’, pende hij snel neer. En daaronder: C. Aalbers. Opdat we hem niet vergeten, denk ik. Oftewel: terughalen die man! Maar over technisch geneuzel pennen we wel een volgende keer.
Forza en hup!
Dirk