Dirk Proper weet dat er veel interesse in hem is, maar staat niet te springen om al zo vroeg bij NEC te vertrekken. De achttienjarige middenvelder wordt al jaren gevolgd door Ajax, Feyenoord en PSV en daar komen nu ook buitenlandse clubs bij. Proper is met NEC in gesprek over een nieuw contract.
"Het is eigenlijk niet zo moeilijk om daar rustig onder te blijven", vertelt Proper tegen FOX Sports. "Ik hou me er niet super veel mee bezig. We trainen weer, bereiden ons voor op het nieuwe seizoen en daar focus ik me op. Ik word er niet gek van. Het is mooi om te horen dat er interesse is, maar als je daar de hele tijd mee bezig bent, wordt de kans dat je het gaat halen alleen maar kleiner."
Proper praat erover met zijn familie en zijn zaakwaarnemer. "Ik heb een groep mensen om me heen die me niet te veel probeert te beïnvloeden. Zij vertellen alles zo open mogelijk tegen me zodat ik mijn eigen keuze kan maken. Ik denk dat ze meer meedenken dan dat ze advies geven. Het verschilt per persoon. Sommige jongens zijn vroeg naar het buitenland gegaan en zijn op hun pootjes terechtgekomen. Je moet voor jezelf kijken of dat iets voor je is."
Waar gaat Proper dan voor? "Dat is een moeilijke vraag. Dat weet je meestal achteraf pas. Ik focus me op NEC en ik ben in gesprek met de club over een nieuw contract. Ik heb het hier naar mijn zin en heb mijn top nog niet bereikt. Ik heb pas een paar wedstrijden gespeeld. Ik zou graag zien dat het er nog meer worden. Ik zou graag volgend jaar weer in De Goffert spelen."
De verslaggever van FOX geeft een voorbeeld: stel dat Juventus aanklopt, hem twee jaar wil verhuren aan NEC en vervolgens wil laten meetrainen bij het eerste van de Italiaanse topclub. "Dat klinkt allemaal leuk en aardig, maar ja. Het gaat ook om het gevoel dat je krijgt bij een club. Je moet met die mensen in gesprek. Tegenwoordig zie je dat clubs veel spelers kopen en dan stallen bij andere clubs. Hoe belangrijk vinden ze je dan echt? Ik zeg niet per se nee, maar je moet echt met die mensen praten voordat je kan oordelen."
Foto: Rob Koppers