Brad Jones speelde vandaag zijn eerste Eredivisiewedstrijd voor NEC tegen Willem II en mocht gelijk de aanvoerdersband om zijn bovenarm doen. De Australiër had dit natuurlijk niet zien aankomen, maar is enthousiast om de band voor de rest van het seizoen te mogen dragen.

"Het is een behoorlijke verrassing, maar ik ben er blij mee. Dit had ik niet verwacht toen ik hier bij de club kwam. De situatie met Rens van Eijden is natuurlijk een behoorlijke verandering, maar ik ben blij om deze rol op me te kunnen nemen", vertelt de doelman na afloop van het duel tegen de Tilburgers.

Het was heel snel geregeld met de contracten, aldus Jones. "Het was een week voordat we naar Spanje gingen dat we voor het eerst contact hadden. NEC belde en ik was erg geïnteresseerd, ik had al van de club gehoord. Ik hou er van om veel voetbal te kijken en er komen veel verschillende competities langs op de tv. Dan komt ook de Nederlandse competitie langs. De Eredivisie is een erg goede competitie met veel potentie. De stijl is een stuk technischer dan andere competities en meer gericht op aanvallen. Ik heb eerder tegen Nederlandse ploegen gespeeld, dus ik was zeker geïnteresseerd om in de Eredivisie te spelen." 

Het trainingskamp in Marbella was naar eigen zeggen ideaal voor Jones om in te kunnen ‘settlen’ bij NEC en kennis te kunnen maken met zijn medespelers. "Het was perfect om alle jongens te leren kennen. Het was een erg leuke week en iedereen heeft me heel goed behandeld." Ook de fans lieten zich vandaag horen voor de nieuwe eerste doelman. Jones is dus ongetwijfeld populair in Nijmegen. "Ik hoop het wel ja. Ik heb er echt van genoten." 

Het is natuurlijk altijd spannend om je eerste wedstrijd te spelen voor je nieuwe club. "Je bent altijd zenuwachtig voor je eerste wedstrijd, maar als het eerste fluitsignaal klinkt ben je helemaal gefocust en is het zo weg. Het team speelde erg goed, defensief hebben we niks doorgelaten. Er is natuurlijk ruimte voor verbetering, maar we zijn blij met de drie punten. Perfecte start voor mij." 
Foto: Rob Koppers