Koki Ogawa, Kodai Sano en Kento Shiogai. NEC heeft sinds deze zomer drie Japanners onder contract staan. Afgelopen week spraken zij voor het eerst met de Nederlandse media en ForzaNEC was daarbij. Een middag vol grapjes, Engelse les en cultuurverschillen. “Als mijn ouders komen, nemen ze altijd stroopwafels mee terug naar Japan.”
“Makkelijk Engels alsjeblieft.” Met het hoofd tussen de schouders strompelen de drie Japanners de persruimte van NEC binnen. Aan de hand van de perschef van de Nijmegenaren lopen zij naar de tafel waaraan zij plaatsnemen. Fluisterend in het Japans lachen ze uit nervositeit wat naar elkaar. “Nee, niet nerveus hoor, maar er is nu best wel veel druk”, stelt Sano, de meest extraverte van de drie. Hij en Ogawa trekken de kar, maar spelen natuurlijk ook al wat langer bij de Nijmegenaren. Shiogai is wat meer in zichzelf en houdt het voornamelijk bij korte antwoorden.
Voor de Nederlandse pers was het de afgelopen anderhalf jaar niet mogelijk om met de Japanners te spreken, vanwege een gebrek aan Engelse taal bij de hoofdrolspelers. Er moest dus gestudeerd worden. “Dat haat ik als ik eerlijk mag zijn”, kan Sano zijn lach niet onderdrukken. “Eigenlijk is het leven in Nederland al studeren voor ons.”
“Het eerste wat me opviel bij NEC, waren de felle kleuren van het shirt”
Kodai Sano
Kennismaking met NEC
De drie hebben veel aan elkaar. Voor Ogawa was dat in het begin lastiger, aangezien hij de eerste Japanner in Nijmeegse dienst was. “Dat herinner ik mij nog goed. Het was een droom voor mij om in Europa te spelen, alleen mijn Engels was slecht. Ik kon alleen ‘hallo’ en ‘goedemorgen’ zeggen. Gelukkig was iedereen heel behulpzaam.”
“In het begin voelde ik me alleen. Ik ben blij dat er twee anderen bij zijn gekomen. Nu kunnen wij in het Japans praten en elkaar helpen. Dat is positief voor mij. Ik hoop dat Kodai en Kento dat ook vinden. Ook voor mijn vrouw en Kodai’s vriendin is het fijn. Zij hebben elkaar. Ik hoop dat er nog meer Japanners naar NEC komen”, spreekt de 27-jarige spits een wens uit. Deze wordt gedeeld door Sano. “Gewoon alleen maar Japanners bij NEC!”, waardoor hij niet voor het laatst die middag de aanwezigen aan het lachen krijgt.
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
“Philippe (Sandler, red.) leert ons de slechte Nederlandse woorden”
Koki Ogawa
Voordat ze de overstap naar de andere kant van de wereld maakten, lazen de Japanners zich in over NEC. “Mijn eerste impressie was het shirt, hele felle kleuren”, legt Sano uit. Hij gaf Shiogai afgelopen zomer wat uitleg over hoe de club uit Nijmegen is. “Hij moest veel regelen als student en dit is voor hem natuurlijk een grote stap. Ik heb hem verteld over hoe we spelen, de mensen hier, de cultuur en dat soort dingen. Maar ik heb wel altijd gezegd dat hij het zelf moest bepalen.”
Binnen de selectie worden de Japanners vooral bijgestaan door ploeggenoten Philippe Sandler en Calvin Verdonk. Zij schieten ook te hulp om een beetje van de Nederlandse taal over te brengen. “Philippe leert ons de slechte Nederlandse woorden”, lacht Ogawa zijn tanden bloot.
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Sushi
De spits werd bij NEC gelijk voor de leeuwen gegooid, ondanks de communicatieproblemen met zijn medespelers. “We moesten trainen, maar de trainer vertelde mij dat ik moest rusten vanwege jetlag. Toen raakte iemand geblesseerd en moest ik toch gelijk het veld in. Ik scoorde gelijk na een assist van Lasse (Schöne, red.). ‘Nice Koki’ en ‘good ball sushi’ riepen ze toen naar mij. In het begin noemden ze mij sushi.”
Het Japanse eten waar Ogawa naar vernoemd werd is een van de grote verschillen met Nederland. “Ik hou meer van het eten in Japan. Dat is ook wat gezonder. Wat is eigenlijk echt Nederlands eten? Kroketten?”, vraagt Koki zich hardop af. Na instemmend geknik en gelach uit de zaal geeft de spits toe daar wel van te houden. “Maar als ik die elke dag eet, word ik dik.”
Ook een andere Nederlandse lekkernij bevalt goed bij de heren uit ‘het land van de rijzende zon’. Wanneer er wordt gevraagd of ze een beetje van stroopwafels houden, schiet Sano zowat uit zijn stoel van vreugde. “I like, I like, I like, I like!” Ook Ogawa is fan. “Als mijn ouders komen, nemen ze altijd stroopwafels mee terug naar Japan.”
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
“Kento is voorzichtig en rijdt met 80km/h over de snelweg”
Kodai Sano
Wietgeur
De cultuurverschillen zijn natuurlijk immens. Dat ondervonden Ogawa en Sano aan levende lijve toen zij Amsterdam bezochten. “Het stonk daar heel erg, dus ik vroeg aan mijn agent wat dat voor geur was. Dat was dus wiet, haha. In Japan kennen ze dat helemaal niet, maar ik heb het niet geprobeerd hoor”, lacht Sano onschuldig.
Ook zijn zes jaar oudere landgenoot schrok in de Nederlandse hoofdstad van het product. “Ik was met mijn dochtertje en zij wilde een ijsje. Dus wij gingen ergens naar binnen en zij koos voor ijs met een wietsmaak. Ik wist helemaal niet dat het met wiet was. Iedereen kan dat gewoon kopen, dat is gevaarlijk”, lacht Ogawa. “Gelukkig vertelde iemand dit voordat mijn dochtertje het ijsje kon eten. Toen hebben we het weggegooid.”
Een ander groot verschil met Japan is het verkeer. “De auto’s rijden hier aan de andere kant en in Japan gaan de rotondes dus de andere kant op. Ik was daarom in het begin bang om hier te rijden”, legt Sano uit. Gelukkig kregen hij en Ogawa Shiogai erbij als chauffeur. De jonge spits is alleen nogal voorzichtig. “Dan rijdt hij met 80 kilometer per uur over de snelweg”, plaagt Sano zijn jongere landgenoot.
Nederlandse cultuur
Ondertussen zijn de Japanners al redelijk geaard in Nijmegen. Hoewel de Nederlandse cultuur even wennen was, zien zij nu ook positieve verschillen ten opzichte van Japan. “Als je mensen tegenkomt op straat zijn ze altijd blij en zeggen ze gedag”, vertelt Ogawa. “In Japan zijn ze wat stiller en meer verlegen. Ik vind de mensen in Nederland misschien wel leuker dan die in Japan.” Dat vindt ook Sano. “Nederlanders maken veel grapjes, daar hou ik van. Als ik een probleem heb, maakt niet uit wat, dan wil iedereen altijd helpen.”
Nadat de laatste vragen gesteld waren, haalden de drie opgelucht adem. Meer dan een uur gesproken in het Engels. Ze hadden het toch maar mooi gedaan. Op naar meer interviews met de Japanse NEC’ers? “Zonder camera’s moet dat lukken”, stelt Koki, die wel een paar bijzondere voorwaardes heeft. “Alleen als we winnen en wij blij zijn.”
Foto’s: Rob Koppers en Orange Pictures