Rangelo Janga toonde donderdag zijn waarde voor NEC. Met een rake kopbal (1-1) en voorbereidend werk voor de 3-1 van Thomas Beekman was de spits belangrijk in de bekerwedstrijd tegen Fortuna Sittard. Janga speelde een goede wedstrijd na twee keer op de bank te zijn begonnen in de competitie.
“In de eerste helft ging het stroef en kregen we geen grip”, zei Janga tegen ForzaNEC. “In het druk zetten ging het niet goed. We verloren snel de bal en als we de lange bal speelden, raakten we hem ook te snel kwijt. Na rust pakten we het na de 0-1 goed op. We creëerden een overtal aan de zijkant en op het middenveld. We werden met snelheid gevaarlijk, dat resulteerde in de 1-1. Het was een omslagpunt, want daarvoor zaten we niet goed in de wedstrijd. Na de 1-1 kreeg iedereen energie.”
De 1-1 maakte Janga vlak na de openingstreffer. Uit een voorzet van Souffian El Karouani kopte de aanvaller raak. “Voor een spits is dat natuurlijk fijn. Ik wil belangrijk zijn en met deze overwinning is het doelpunt nog lekkerder. In de eerste helft was het niet best van mijn kant, maar na rust kwam ik er beter in. Ik won meer duels en ik maakte natuurlijk die goal, dat is lekker.” In de verlenging viel het op dat Janga vlak voor zijn wissel nog een flinke sprint trok. “Ik startte twee wedstrijden vanaf de bank, dus de energie zat er wel in.”
Janga begreep wel dat Meijer hem tegen Excelsior (3-2) en SC Cambuur (0-0) een reserverol gaf. “In de laatste paar wedstrijden verloor ik veel duels en raakte ik te vaak de bal kwijt. Nu heb ik laten zien dat ik krachtig ben en belangrijk kan zijn voor het team.”
De gewonnen bekerwedstrijd zal ook voor een boost zorgen richting de competitie. “Je komt niet vaak in de kwartfinale, dus we pakten deze kans serieus aan. We speelden op resultaat. Je ziet dat bekerwedstrijden altijd fifty-fifty zijn. De loting? Hier zal Vitesse natuurlijk altijd genoemd worden. Het is even afwachten, het wordt sowieso een mooie wedstrijd hier. In het bekertoernooi kun je altijd stunten. Je zag het woensdag nog met Real Madrid.”
Foto: Rob Koppers