Alireza Jahanbakhsh lijkt op een dood spoor te zijn belandt bij Feyenoord. De aanvaller beleefde een bijzonder ongelukkig debuutjaar bij de Rotterdammers, maar lijkt voorlopig niet te hoeven rekenen op een nieuwe kans. Ex-Feyenoord-trainer Rob Jacobs denkt dat Jahanbakhsh zich moet gaan beraden op een stap omlaag. 

Jahanbakhsh mocht zondagmiddag in het oefenduel met Olympique Lyon een half uur meespelen bij Feyenoord. Jacobs vraagt zich bij RTV Rijnmond hardop af wat het idee is achter zijn invalbeurt. “Dan kun je beter iemand van Varkenoord (trainingscomplex Feyenoord, red.) mee laten doen. We moeten gaan oppassen om met Jahanbakhsh verder te gaan. De mensen worden daar niet vrolijk van. Hij is een geweldige speler geweest, maar hij kan niet meer.”

Volgens Jacobs zou NEC best een geschikte club zijn voor de Iraniër om weer wat vertrouwen op te doen. Jahanbakhsh werd in 2013 ontdekt door Carlos Aalbers en maakte na de degradatie met NEC furore in de Keuken Kampioen Divisie. Nadat hij in de zomer van 2015 naar AZ verkaste wist hij ook daar vriend en vijand te overtuigen, maar na zijn stap naar Brighton & Hove Albion in de Premier League kon Jahanbakhsh nooit meer zijn oude niveau halen. Feyenoord hoefde vorig jaar zomer slechts één miljoen euro te betalen om Jahanbakhsh over te nemen uit Engeland.

De wens bij NEC voor een extra aanvaller is groot, al lijkt Jahanbakhsh vooralsnog niet de geschikte man. Een spits heeft de grootste prioriteit, want met enkel Pedro Marques heeft Rogier Meijer een kleine twee weken voor de competitiestart nog altijd geen Eredivisiewaardige aanvalsleider. Mogelijk wordt de komst van Jahanbakhsh interessant als Elayis Tavsan vertrekt. Tavsan heeft zijn vertrekwens al hardop uitgesproken.

Gezien Jahanbakhsh’ grote druk op de salarishuishouding zou het niet gek zijn als Feyenoord mee zou willen werken aan een (al dan niet tijdelijk) vertrek. Jacobs: “Hij moet Excelsior op Woudestein maar gaan helpen. Of bij NAC Breda of NEC, maar Jahanbakhsh is op dit moment geen speler voor Feyenoord.”

Foto’s: Rob Koppers & Orange Pictures