Peter Hyballa denkt nog altijd met een goed gevoel terug aan de club NEC en in het bijzonder de supporters. Zondag blikte de Duitse trainer bij Studio Voetbal kort terug op zijn laatste weken in Nijmegen. "Voor mij was het echt liefde. Ik heb alles geprobeerd. NEC is echt een bijzondere club."

Het fragment waarin Hyballa de boze fans toesprak werd zondag weer getoond. "Na Twente-uit, toen hadden we erg slecht gespeeld, waren we allemaal moe", begon Hyballa. "De spelers, maar ik ook. Ik begreep de supporters wel. De NEC-fans waren heel emotioneel en heel goed. Maar dan kom je uit de bus en hoor je ‘mafkees’ en dat soort dingen. Dat begrijp ik op dat moment, maar ik was ook de baas op dat moment. Ik heb het woord genomen en dat deed ik met supporterstaal. Ik heb altijd een goede band met de supporters gehad."

Na het verloren thuisduel met Excelsior (0-1) stonden de fans weer voor het stadion en weer sprak Hyballa ze toe. "Ik wilde het oplossen. Ik heb daarna zelfs nog twee supporters naar huis gebracht. Maar toen ik naar huis reed, wist ik dat het voorbij was. Wat ik wel lastig vond was die zondag erna. We hadden zaterdag gespeeld, maar zondags vroeg niemand aan mij: ‘Trainer, hoe gaat het eigenlijk met jou?’ Ik heb zondags mijn tas gepakt en maandag kreeg ik ontslag. We hebben heel vaak verloren, ik was verantwoordelijk: geen probleem."

Zonder twijfel is het ontslag bij NEC schadelijk geweest voor de carrière van Hyballa. Maar na zoveel nederlagen kan de Duitser dat wel begrijpen, al sneerde hij ook licht naar de toenmalige clubleiding. "Als we twaalfde waren geworden, was er niks aan de hand geweest. Ik begrijp hoe het werkt. Maar ik vind dat goede clubs ook in een crisis samen staan. Als je samen een crisis overleeft, kun je de weg naar boven vinden. In de crisis bij NEC deden we niet aan samen. Men had ook kunnen zeggen: ‘Er zijn nog twee wedstrijden en daarna play-offs, we gaan met deze trainer en deze staf door.’ Dat hebben ze niet gedaan, maar ik begrijp het wel. Als je verliest, heb je een probleem."

Foto: Rob Koppers