NEC doet het goed en dat zorgt voor een goed humeur bij de spelers. Dat geldt zeker ook voor winteraankoop Sylla Sow. Hoewel de aanvaller het tot nu toe met invalbeurten moet doen, is juist hij misschien wel de meest opgetogen speler van de Nijmegenaren. ForzaNEC ging met hem in gesprek.
”Ik ben zo trots dat ik onderdeel van het team ben. Trots dat ik dit zo mag meemaken”, begint de geboren Nijmegenaar over het bereiken van de bekerfinale door NEC. ”Heel veel vrienden van me vroegen direct om kaartjes, dus de druk werd er gelijk opgegooid bij me!”
Droom
Het moeten regelen van kaartjes voor de bekerfinale. Het is een druk waar niet veel spelers van NEC rekening mee zullen houden bij het tekenen voor de club uit de Keizerstad. Zo ook ongetwijfeld Sow niet, al noemde de 27-jarige een eventueel bekersucces al wel direct bij zijn presentatie voor de club. ”Het winnen van de beker is een droom. Als je die wint sta je voor altijd in de boeken en daar staat mijn naam dan ook bij.”
De droom van Sow past bij de turbulente eerste maand in het rood-groen-zwart van zijn NEC. Want dat NEC zijn club is, dat steekt de rechtspoot niet onder stoelen of banken. De lach is dan ook niet van het gezicht van Sow te krijgen. ”Er is alleen maar positiviteit hier. Ondanks de regen voelt het zelfs niet alsof het regent!”, zegt de als een kind zo blije aanvaller terwijl de regendruppels toch echt van zijn gezicht afdruipen.
Duidelijkheid
Wellicht speelt voor de huidige gemoedstoestand van Sow mee dat de wereld er voor hem een aantal maanden geleden heel anders uitzag. Invalbeurten bij Go Ahead Eagles, daar moest hij het immers veelal mee doen. Hoewel Sow zich ontpopte tot ware supersub door liefst vijfmaal te scoren als invaller, voelde hij zich niet helemaal op zijn gemak in Deventer. ”Ik hou van duidelijkheid en dat ben ik niet altijd gewend geweest. Dat was ook een van de redenen om weg te gaan bij Go Ahead Eagles”, gaat Sow in op zijn vertrek uit de Adelaarshorst. Bij Go Ahead ging er vaak speeltijd naar de jongere jongens die langere contracten hebben. De club zei ook: ‘Al gaan we in de kwaliteit wat achteruit, dan willen we in ieder geval dat de jongere jongens kansen krijgen.’ Dit gaf mij een beetje het gevoel dat het niet echt om de prestaties ging daar. Natuurlijk wil Go Ahead in de Eredivisie blijven en de play-offs halen, maar bij NEC kreeg ik meer het gevoel dat, ongeacht leeftijd of contractduur, diegene die het best presteert ook speelt.”

Helaas voor Sow is dat volgens NEC trainer Rogier Meijer momenteel alleen niet Sow, maar Japanner Koki Ogawa. Op de vraag wat Sow hiervan vindt antwoord de aanvaller zowel strijdlustig als realistisch. ”Ik vind altijd dat ik moet spelen, maar je kan niet zeggen dat hij (Ogawa, red.) het slecht doet. Hij scoort, doet het goed, iedereen is tevreden over hem. Voor een spits is het makkelijker accepteren dat je op de bank zit als je concurrent scoort, en dat doet Koki. Bij NEC heb ik in ieder geval wel vanaf het begin af aan duidelijkheid over mijn rol. Ik ben als tweede spits gehaald en moet mezelf in de basis zien te knokken. Daar ben ik mee bezig.”
NEC-supporter
Zijn eerste goal in Nijmeegse dienst kan daar wellicht verandering in brengen. Hoewel deze nog wel op zich laat wachten, geeft Sow aan daar totaal niet mee te zitten. ”Nee, daar maak ik mij nul procent zorgen over. Ik speel om in kansrijke situaties te komen. Spitsen waar ik veel naar kijk, zoals Rasmus Højlund (Manchester United) en Darwin Núñez (Liverpool) lukten het in het begin ook niet. Zo ook bij Brian Brobbey van Ajax bijvoorbeeld. Maar ik weet gewoon dat het net als bij hen ook bij mij uiteindelijk gaat gebeuren. Wat daarbij scheelt is dat ik ook wil dat Koki scoort, want dat is het beste voor de club. Het is dus een voordeel dat ik ook supporter van NEC ben, want dan wil je het beste voor de club”, stelt Sow zich tot slot uitermate collegiaal op.
Wellicht is de aanstaande finale een mooi moment voor een eerste goal voor NEC, al zal de aanvaller ongetwijfeld het net liever eerder doen bollen. Aan Sow’s passie en liefde voor de club zal het in ieder geval niet liggen.
Foto’s: Rob Koppers & Orange Pictures