Hij werd door toenmalig technisch directeur Carlos Aalbers als groot talent van Anderlecht binnengehaald, maar op een succes liep het eerste seizoen van Seydina ‘Bahnou’ Diarra bij NEC niet uit. Tegenover het Belgische Het Nieuwsblad liet de middenvelder zich openhartig uit over zijn bewogen jaar.
Onder trainer Alex Pastoor begon het seizoen van Diarra nog wel veelbelovend met een invalbeurt tegen FC Groningen en twee basisplaatsen tegen PSV en PEC Zwolle. Maar toen Pastoor na de 1-5 thuisnederlaag tegen PEC de laan werd uitgestuurd, was het einde verhaal voor Diarra. In het restant van het seizoen mocht hij slechts één keer invallen.
“Onder de nieuwe coach Anton Janssen zat ik vooral op de tribune. Hij rekende enkel op de oudjes. Hij had niet genoeg charisma om te zeggen: ‘Ik laat de beste spelen.’ Tot op het laatst heb ik voor een basisplaats gestreden. Maar wat kan je beginnen tegen een trainer die niet eerlijk is tegenover zijn spelers?”
Met de degradatie van NEC in mei tegen Sparta Rotterdam was een nieuw dieptepunt bereikt voor Diarra. “De motivatie in die thuiswedstrijd tegen Sparta was ver te zoeken. Waarom? Een club die degradeert laat zijn spelers nu eenmaal makkelijker gaan hè. De supporters konden er niet om lachen. Mij hebben ze gelukkig nooit persoonlijk op de korrel genomen. Op de sociale media kreeg ik vrij veel steun van de fans.”
Onder nieuwe trainer Ruud Brood hoopt Diarra met een schone lei aan het seizoen te beginnen. “We zullen moeten leren omgaan met onze favorietenrol in de Eerste Divisie. Voor mij persoonlijk heeft de degradatie zo zijn voordelen. Een pak spelers zal nog vertrekken en daardoor komen er plaatsen vrij. Ik krijg uiteraard geen speelgaranties, maar de club rekent op mij. Met minder dan een vaste plaats in het elftal zal ik niet tevreden zijn. Ik wil belangrijk zijn voor de ploeg en ik heb het gevoel dat mijn ploeggenoten ook op mij rekenen. Op training kreeg ik vaak schouderklopjes en zelfs de aanvoerder vond dat ik in de ploeg moest staan.”