Het onstuimige herfstweer zorgt voor een grauwe aanblik van De Goffert. Het stadion was de laatste weken het decor van een onverwacht toneelstuk, waarbij de hoofdrolspeler de plek des onheils al heeft verlaten. Trainer Dwight Lodeweges had niet het gevoel dat hij bij machte was om de ploeg, die vorig jaar nog verraste in Europa, weer op de rails te krijgen. Verschillende namen van de opvolgers zongen rond en de investeerders dachten zelfs aan Co Adriaanse. Maar Co kwam niet en twee weken later zette Wiljan Vloet een handtekening onder een contract dat hem voor twee en een half jaar aan de club uit Nijmegen bindt.
Voordat we met Vloet spreken, proberen we een beter beeld te krijgen van de trainer. We bellen met Gregoor van Dijk, die bij Roda JC drie jaar heeft getraind onder de Schijndelaar. “Ik kan hem omschrijven als een perfectionist. Hij kan een ploeg beter maken. NEC staat sowieso te laag, want ze hebben genoeg kwaliteit en daar zal de trainer hen ook zeker bewust van maken. NEC zal zeker hoger eindigen.” Van Dijk, die tegenwoordig bij FC Utrecht speelt, vindt dat het beeld wat is ontstaan van Vloet dan ook niet kloppen. “Johan Derksen geeft wel eens commentaar, maar die is altijd erg uitgesproken. Vloet heeft al lang aangetoond een goede trainer te zijn.” Ook van andere spelers die onder Vloet hebben getraind, klinken er enkel positieve geluiden. De enige speler die we op negatieve uitlatingen kunnen betrappen is Anthony Obodai, maar die had bij Sparta het gevoel dat de hele wereld tegen hem was. De vraag blijft waarom er in de media er soms toch een negatief beeld ontstaat over Vloet.
In de brasserie in het Goffertstadion geeft de 47-jarige trainer uitleg. “Misschien zal ik net iets meer praten dan de gemiddelde Nederlander, maar mijn vak bestaat vooral uit communicatie, dus dat betekent dat ik daar heel veel mee bezig ben. Sommige trainers communiceren nauwelijks en dan wordt er gezegd dat de trainer niet praat met de spelers… Ik doe dat juist wel. Dan wordt dat weer gebracht alsof ik dat zelfs tot aan de kleedkamer doe. Met alle respect, Johan Derksen is bij het programma Voetbal International geen sportjournalist. Hij is daar meer een satiricus. Dat mag en kan, maar de buitenwereld krijgt wel een ander beeld van mij. Hij zegt in ieder geval dat ik een redelijke trainer ben en dat ik visie heb, ik zou alleen te veel praten. Ach ja, ik praat veel. Dat is een kwaliteit van mij. Ik kan moeilijk zeggen: ‘Jongens stop even, ik zal het even voordoen’. Communicatie is voor mij heel belangrijk.”
De trainer geeft aan met spelers anders te communiceren dan bijvoorbeeld in een tv-programma. “Ik ben anders bij Derksen aan de tafel. Dat staat los van mijn omgang met de spelers. Patrick Pothuizen gaf na de eerste training juist aan mij kort en krachtig te vinden. Zo communiceer ik dus ook.”
“Er zijn weinig spelers waar ik problemen mee heb gehad”
Vloet is zich ook bewust dat hij soms een uitgesproken non-verbale expressie heeft. “Maar ik ga mij echt niet bezig houden met mijn manier van kijken, omdat ze het anders weer over mijn bolle ogen hebben. Ik ben zoals ik ben en gedraag mij denk ik redelijk normaal. Ik let niet op of ik een keer grote of kleine ogen opzet. Ik schreeuw als denk dat ik moet schreeuwen, ik roep wanneer ik roep, ik praat wanneer ik praat. Ik ben vrij in mijn gedrag en natuurlijk kan het dan op televisie een keer verkeerd overkomen. Ik had er vroeger wel meer moeite mee dan nu, want je moet echt leren om alles wat wordt gezegd en geschreven langs je heen te laten gaan.”

De trainer Vloet is dus anders dan de man die we voor de camera zien en hij voelt veel waardering van oud-spelers. “Mijn telefoon heeft roodgloeiend gestaan na mijn overgang naar NEC. Spelers uit mijn Den Bosch-periode, van Roda JC, Sparta en ADO Den Haag hebben allemaal gereageerd. Dat was erg leuk. Er zijn ook weinig spelers waar ik problemen mee heb gehad. Natuurlijk zijn er mensen waar je leuker mee werkt dan andere, maar ik ga met alle jongens normaal om. Je moet als trainer gewoon een bepaalde klik hebben. Als je dat maar hebt, kan je met iedereen overweg. Je stelt natuurlijk elke week mensen teleur. Je hoopt als coach twintig fitte spelers te hebben, dat is hartstikke belangrijk, maar je moet dan ook keuzes gaan maken. Dat moet je doen met goede argumenten. Dat kan alleen als je een goede sfeer hebt, anders krijg je elke week gedoe. Dat is slecht voor de club.”
De coach leerde ook wat het is om met lastige jongens om te gaan. 14 jaar werkte hij op een internaat met ontspoorde jongeren die hadden te maken met een crimineel verleden of in aanraking waren gekomen met incest, mishandeling en agressiviteit. “Daar leer je hoe je met hen kunt sporten, hoe je ze kunt motiveren. Dat neem je weer mee als trainer. Je kunt heel lang trainen, maar in het kopje moet het fris zijn.” Omdat hij nooit een professionele carrière heeft gehad als speler, heeft hij wel moeten wennen. “Ik heb moeten leren wat betaald voetbal inhield. Ondanks dat ik bijna 20 jaar amateur-trainer ben geweest, moest ik toch een hele inhaalslag maken. Zeker omdat het werk als voetbaltrainer, waar wordt gespeeld voor geld, toch een heel andere dimensie brengt. Bij Den Bosch heb ik als hoofd opleidingen al in de keuken mogen kijken, maar eer ik het zelf helemaal wist als trainer, was ik wel drie a vier jaar verder.”
“Voetbal als beroepsvak is toch wat anders dan een avondhobby waarmee je leuk centjes kunt verdienen. Daarom vind ik het ook zo mooi dat ze dat hier bij NEC het motto Voetbal is een vak hebben. Daar geloof ik echt in. Er zijn veel overeenkomsten met een gewone baan. Daarbij moet je in het voetbal ook nog emotie blijven houden wat soms moeilijk is. Het mag absoluut geen sleur worden. In een bedrijf kan je nog wel eens zeggen: ‘Ik ga naar mijn werk, maar pfff, ik heb eigenlijk geen zin’. Dat kan niet in het voetbal. Daarom moet je er voor zorgen dat er altijd wat gebeurt of zelf een spanningsveld creëren. Er moet wel leven in de brouwerij blijven.”
"Ik ben in dienst van NEC en niet alleen van het eerste elftal"
Bij NEC probeert hij ook meteen een goede sfeer te creëren. Als de terreinknechten langslopen roept Vloet ‘hé, vakantiegangers!’. De mannen groeten vrolijk terug. “Ik weet hoe belangrijk het is dat je iedereen er bij betrekt. De schoonmakers, de terreinknechten. Sommige mensen zien dat als bemoeien, maar ik vind het belangrijk dat ze lekker in hun vel zitten en het contact goed is. Dan durf je de volgende keer ook wat meer te vragen betreft het veld. Daardoor wordt het veld ook weer beter, wat zorgt voor betere condities om te presteren. Zo kan je spreken van een cirkel. Je werkt allemaal in hetzelfde bedrijf en de randvoorwaarden moeten goed zijn. Bij de clubs waar ik eerder werkte heb ik nog altijd contact met de mensen van het kantoor. Ik ben in dienst van NEC en niet alleen in dienst van het eerste elftal.”
Vloet probeert er ook met humor wat sfeer in te brengen. “Op het kantoor trakteerde iemand deze week op worstenbroodjes. Ik gaf aan dat ik dat echt niet vond kunnen. Dat het maar ongezond was, zeker omdat we een topclub zijn. Dan wordt je echt aangekeken van: ‘wat is dit? Gaat hij ook al op het eten letten op kantoor?’. Maar op die manier probeer ik gewoon een beetje sfeer creëren, even een geintje maken. Want voor mijn part eten ze de hele dag worstenbroodjes op kantoor.”
Op kantoor mogen ze dan van Vloet de hele dag worstenbroodjes eten, van zijn elftal zal hij dat niet accepteren. “Discipline vind ik normaal. Je bent in dienst van de club en moet je gewoon normaal gedrag vertonen. Dat heeft alles met normen en waarden te maken, zeker omdat je met dertig mensen werkt. Als je dan geen afspraken maakt doet iedereen vanuit zijn eigen referentiekader dingen die ik niet wil zien. Dat wekt irritatie en daarom is het belangrijk om duidelijkheid te scheppen.”
Fred van der Hoorn gaf deze week in De Pers aan dat hij vindt dat Vloet nog wel eens te snel de lift wil pakken en het soms beter is de trap te gebruiken. “Toch ben ik wel wat genuanceerder geworden. Nu is het belangrijk om een ontwikkeling met deze club door te maken zodat je in rustig vaarwater komt. Zorgen dat je op een positie komt die veilig is. Dan kun je weer gaan bouwen en zorgen dat je niet meer in deze positie komt. Dit jaar moeten we achter de schermen gewoon heel veel doen en voor de schermen moeten we eerst zorgen dat we punten pakken, weer stabiel zijn. Je moet het over twee a drie jaar zo hebben neergezet dat je het hier thuis drie of vier wedstrijden moeilijk krijgt en de rest van de wedstrijden thuis kunt winnen. Als je dat voor elkaar krijgt, ben je heel ver. Dan is het publiek goed, de entourage goed. Daar moet je naar toe streven. Dan kom je naar het stadion toe met het gevoel dat winst is normaal is, verlies slecht en gelijk is niet goed. En winnen we met 4-0 hebben we een superdag. Bij Roda JC hadden we dat ook. Dan ging je zitten met het gevoel; vandaag winnen we. Op een goede dag was het 4-0, mindere dag was het 1-0. Dat moet hier ook komen, al is dat iets wat je dit jaar bijna niet meer kunt realiseren. Dat moet je volgend jaar weer oppikken.”

“Ik vind wel nog steeds dat een speler elke dag beter moet willen worden. Ik ga de strijd aan met de jongens. Elke dag hard werken. Zie het als druppels die op deze tafel vallen. Als die maar lang genoeg vallen, komt er vanzelf een gaatje. Ik kan wel meteen een kei op de tafel gooien, maar dan heb je even vuurwerk, maar zit je ook met de splinters. We moeten gewoon elke dag met het proces bezig zijn. Gewoon normaal gedrag als topsporter. Wel ben ik wat veranderd in vergelijking met de periode bij FC Den Bosch. Toen vond ik dat de speler elke dag twee procent beter moest worden, maar nu ben ik tevreden met één procent. Hij moet wel elke dag beter willen worden. Dat is zó belangrijk.”
"Mensen moeten niet hebben van: ‘God, is ie daar weer?’"
Het tekent de ambitie van de trainer, die zich ook bewust is van zijn zwakkere kanten. “Ik ben iemand die erg met de lange termijn rekening houdt. Dat is natuurlijk niet altijd gunstig. Ook ben ik heel erg gedreven, wat irriterend kan werken. Van: ‘god, daar is ie al weer?’. Daar moet je voor oppassen. Mensen moeten mij daar ook gewoon in afremmen. Ik ben niet tevreden als ik maar met 1-0 win, ik ben niet tevreden met een gelijkspel. Ik wil stappen maken. Nog beter, en nog beter. Na een verloren wedstrijd blijf ik ook chagrijnig tot de volgende wedstrijd.”
Zijn gedrevenheid lijkt hem ook in het verleden in de weg te hebben gestaan. Vaak leek hij overhoop te liggen met het bestuur van een club. De trainer nuanceert. “Bij Den Bosch had ik geen problemen en ben ik weggekocht door Roda JC. Bij Roda heb ik drie jaar gezeten, wat lang is voor Roda-begrippen. Arnold Hendriks wilde mij toen ook voor de club behouden, maar er kwam een nieuwe man in het bestuur en ik was het niet eens met zijn visie en ben daarom weggegaan. Dat leverde inderdaad wat strijd op. Bij Sparta had ik ook wel wat strijd, want zoals eerder gezegd: Ik ben een lastige. Toen ze mij binnenhaalden zeiden ze: ‘Hij werkt hard, is aanwezig en doet veel.’ En dat doe ik elke dag en niet alleen het eerste jaar, maar ook de jaren die daar op volgen. Dat zit in mij. Dat kan soms lastig zijn, want ik herinner mensen wel aan afspraken die ze hebben gemaakt. Daar ga ik voor door het vuur en levert soms weerstand op. Het is ook allemaal al weer opgelost en als ik nu bij Sparta kom vinden ze dat hartstikke leuk. Alleen in de voetballerij weet je; heb je vandaag ruzie, staat het morgen in de krant, want voetbal is emotie. Je weet ook dat die ruzie overmorgen al weer voorbij is, alleen blijft het soms hangen, maar het valt allemaal wel mee.”
Bij Roda JC leek de trainer de spelersgroep ook tegen zich te krijgen toen de ploeg werd uitgeschakeld door Eerstedivisionist Go Ahead Eagles in het KNVB-bekertoernooi. Zij weigerden een opgelegde boete te betalen. “Het probleem was, en daar hadden de spelers toen ook wel gelijk in, dat Roda eigenlijk wilde dat ze de busreis van de supporters zouden terugbetalen. Dat is vreemd. Koop je een kaartje voor de bioscoop, dan krijg je een goede of een slechte film. Dan ga je naderhand ook niet zeuren dat je je geld terug wilt als de film slecht was. Je kunt naar een concert in Amsterdam gaan, wat heel ver rijden is, en dan kan het concert tegenvallen. Bij voetbal is dat ook. Ze wilden dus wel wat doen, maar niet het geld zo geven. Ik vond dat ze gelijk hadden en verder was er toen niet heel veel aan de hand.”
Nu zit de eerste week bij NEC er al weer op en is de nieuwe NEC-trainer al weer druk in de weer. “Op dit moment veel aan het observeren en ben ik de club aan het leren kennen. Ik trof een groep aan waarvan ik dacht; die willen wel. Ik kan verder niet oordelen over de situatie rond Mario Been of Dwight Lodeweges. Ik kan niet oordelen over wat er allemaal verder is gebeurd. Wat ik probeer te vertellen is dat in alles wat je doet, je er gewoon heel hard voor moet werken. Dat je een fantastisch beroep hebt en dat je eigenlijk elke dag het gevoel moet hebben dat je iets wil leren. De club zorgt er vervolgens voor dat er een klimaat is waarin je ook kunt leren. Verder moet je alleen nog maar genieten van alles om je heen en het fantastische vak. Het enige nadeel, en dat heb ik vanmorgen nog verteld, is dat je het niet volhoudt tot je 65e. Maar voor de rest is het een topjob!"

Sjaak Polak speelde twee jaar bij Sparta onder Wiljan Vloet. “Wiljan Vloet is een fantastische kerel. Bezeten van het spelletje en duidelijk. Wie zijn lijn niet volgt valt af. Hij hamert op discipline, maar is ook in voor een dolletje. Vloet kijkt niet alleen naar de voetballer, maar ook naar de mens. Hij is oprecht in je geïnteresseerd. Als je er vol voor gaat op de trainingen, krijg je alle vertrouwen. Zijn trainingen zijn belangrijk. Je traint zo hard dat je in wedstrijden net even dat beetje lucht over hebt om over tegenstanders heen te gaan.”
Ricky van den Bergh maakte Wiljan Vloet één seizoen mee toen de Hagenaar bij Sparta speelde. “Wiljan Vloet is ambitieus. Hij heeft bewezen een goede organisatie neer te kunnen zetten. Hij is streng, zeker, maar ook rechtvaardig en in voor gezelligheid en plezier, zolang je er de kantjes maar niet vanaf loopt. Bij Wiljan Vloet weet je precies waar je aan toe bent.”
Arnold Hendriks had Wiljan Vloet drie jaar onder zijn hoede bij Roda JC. “De grootste kracht van Wiljan Vloet is zijn discipline én zijn ontzettende inzet. Hij verlangde veel van de mensen met wie hij werkte. Met Louis Coolen werkte dat bijvoorbeeld heel goed, met René Trost niet, maar Vloet werkte ook veel harder dan Trost die ook nog eens dacht dat hij het beter wist. Wiljan Vloet is ook een echte clubman die zich dag en nacht inzet en verdiept zich in de hele club. Wiljan is heel direct, maar praat hetzelfde tegen de voorzitter als tegen de terreinknecht. Sommige mensen hebben moeite met die directe aanpak. Hij is duidelijk, eerlijk en direct en hij heeft lak aan reputaties of namen. Als een voetballer van 35 jaar is gehaald, maar een jeugdspeler van 18 is beter, dan kiest hij voor de laatste. Hij denkt altijd in het teambelang. Voor Roda JC heeft hij veel betekend. Hij zorgde voor een uitstekende organisatie die doorliep tot in de jeugd, waarvoor hij veel goede adviezen heeft gegeven.”
Jan van Grinsven, voormalig profkeeper, werkte als assistent-trainer anderhalf jaar met Vloet bij FC Den Bosch. “Wiljan Vloet stelt zeer hoge eisen aan de mensen met wie hij werkt. Dat is in mijn ogen een goede zaak, want in het betaalde voetbal gaat veel geld om. Hij werkt keihard, is bezeten van voetbal en weet alles uit een speler te halen. Dat deed hij bij FC Den Bosch ook. We haalden dat seizoen 33 punten, een ongelooflijk hoog aantal, maar we degradeerden helaas toch uit de eredivisie. Natuurlijk beleef je met Wiljan Vloet ook veel plezier, maar in zijn ogen gaan dolletjes en prestaties hand in hand.”
Bron: Algemeen Dagblad mei 2007 (Reacties van oud-collega’s en -spelers toen de trainer de overstap maakte van Sparta naar ADO Den Haag.)
|